BLESKENSGRAAF – De blijdschap in Bleskensgraaf vanwege de bevrijding van de Duitsers is nog wat groter geworden. De drie verzetsmensen die op Bevrijdingsdag door Duitse soldaten waren gearresteerd, zijn tegen alle verwachting in teruggekeerd in het dorp. Ze hebben vastgezeten in de Kriegswehrmachtgefängnis in Utrecht en zouden worden doodgeschoten. Maar een klauterpartij en een portie geluk hebben hen het leven gered.
Vrijwel niemand had meer op onze terugkeer gerekend, vertelt Rien van Klei, een van de drie verzetsmensen. “Toen ik net thuis was, kwam burgemeester Dekking langs bij mijn moeder. Vele troostende woorden sprak hij, helemaal doordrongen van verdriet. Toen mijn moeder hem duidelijk probeerde te maken dat ik gewoon naast hem zat op de bank voor het huis, sprak hij gewoon door.”
Rien van Klei is op 5 mei samen met zijn makkers Piet de Haan en Henk Fricke ingerekend bij een poging om de Duitse soldaten in en rond Bleskensgraaf te ontwapenen. Piet en Rien vertellen wat er de afgelopen dagen allemaal met hen is gebeurd.
Vrede
“Toen ik vrijdagavond even buiten een luchtje ging scheppen, hoorde ik klokkengelui. En later ook een stoomfluit. Ik dacht onwillekeurig aan vrede”, zegt Piet terugkijkend. “In het noorden zijn lichten te zien. En iedereen was uitgelaten. Ik geloofde het eerst niet en had mijn broer Theo erop uit gestuurd. Maar hij kwam terug en zei dat het vrede was!”
De commandant van de lokale Binnenlandse Strijdkrachten laat alle leden van de plaatselijke verzetsploeg optrommelen om de Duitsers te ontwapenen. Hij deelt iedereen in en gaat zelf met een groepje naar het Kraaienbos aan het oosteinde van Wijngaarden. Onder hen zijn Van Klei, De Haan en Fricke. De groep komt voor de Duitse luchtwaarnemingspost die daar is gevestigd. De commandant ervan weigert zich over te geven, waarop de Nederlandse BS-commandant hem doodschiet. Op dat moment zitten er nog vier Duitsers in de barak van de post, die goed is verdedigd met wallen en prikkeldraad.
De dood van de Duitser is een tegenslag, vertelt De Haan: “De moffen zouden zeker naar hun commandant komen zoeken.” De Nederlandse commandant besluit dat enkele van hen het lichaam van zijn Duitse tegenhanger snel moeten verstoppen op de begraafplaats in Bleskensgraaf, terwijl Van Klei, De Haan en Fricke de sporen van de schietpartij moeten uitwissen en iedere Duitser die uit de barak zou komen moeten aanhouden en ontwapenen. Ze mogen nadrukkelijk pas schieten als de Duitsers zouden vuren. De volgende dag zouden de Binnenlandse Strijdkrachten versterking sturen.
Op 5 mei, nog voor de beloofde manschappen arriveren, komen twee Duitsers de barak uit. Ze zoeken hun commandant. Van Klei: “Ik vertel hen dat de oorlog was afgesloten, dat ze hun kameraden moeten halen en ongewapend moeten terugkomen.” Daarop komen de andere Duitsers inderdaad naar buiten. Maar in plaats van naar de verzetsmensen te lopen, springen ze op de fiets en rijden de andere kant op. Van Klei en De Haan nemen een kijkje in de barak en maken er wapens, munitie, een radio en een swastika buit.
Te vroeg
Ondertussen blijft het stil vanuit Bleskensgraaf. “We begonnen te vermoeden dat het niet goed zat. We waren te vroeg begonnen”, zegt De Haan. Een van de verzetsmensen besluit naar Bleskensgraaf te gaan om verdere instructies te vragen. Van Klei, De Haan en Fricke blijven achter. Dan arriveert een auto vol gewapende Duitsers die uitstappen en over de kade op hen af komen lopen.
De Haan: “Deze dichte drom zou voor onze stengun een prachtdoel zijn geweest, maar dit durfden wij niet voor onze verantwoording te nemen, omdat wij niet mochten vuren alvorens zij dit deden of dreigden te doen.” Maar wachten tot de Duitsers bij hen zijn, durven de mannen evenmin. En dus vluchten ze het weiland in.
Het duurt niet lang of de Duitsers zien hen. Ze openen het vuur op het drietal met een automatisch wapen. “We zochten dekking in een slootkant waarlangs we kruipend en plonzend door het water verder gingen terwijl de moffen hevig en vrijwel ononderbroken vuur op ons afgaven.”
Rien van Klei ziet het hopeloze van hun situatie in en stelt voor om het op te geven. Hij gokt erop dat ze, nu de bevrijding een feit is, in leven zullen blijven. De Haan wil zich doodvechten, maar besluit zijn sten ook neer te leggen. “Ik weet niet of u het begrijpen zult, maar hierbij kreeg ik het gevoel dat ik een landverrader was.”
De Duitsers zijn woedend op het drietal en ondervragen hen in de barak. Waarom hadden ze geschoten? De oorlog was immers afgelopen. “Zij wilden niet meer schieten, maar wij hadden op hen geschoten. Wij lieten het maar zo, want ze moesten natuurlijk toch gelijk hebben”, zegt De Haan berustend.
De Duitsers vragen nog waar de dode commandant is gebleven. Dat vertellen ze. “Na een tijd moesten we in een vrachtwagen plaatsnemen. Ook de moffen klommen erin en wij gingen het onbekende tegemoet.”
De rit gaat naar Bleskensgraaf waar de Duitsers het lijk van de Duitse commandant ophalen. Als de truck stilstaat, doet Van Klei een ontsnappingspoging. Hij grijpt het machinepistool van een Duitser en wil schieten. De Haan: “Het ding stond gelukkig op veilig, want anders wat het natuurlijk met ons alle drie slecht afgelopen. We pakten Rien vast om te voorkomen dat hij nog gekke dingen deed.”
Hoop
De Duitsers binden het drietal vast met een dunne draad, laden het lijk van de Duitse commandant in en zetten met allerlei tussenstops koers naar Meerkerk. Het oponthoud onderweg geeft de mannen hoop. “De Duitsers hadden immers gecapituleerd en dus konden de Tommies gauw komen.” Maar ze horen ook een van de Duitsers aan zijn commandant vragen of hij het drietal mag doodschieten. Die weigert dat.
De rit eindigt in een hotel. Daar krijgen ze allerlei scheldkanonnades over zich heen. “Het begon natuurlijk zoals dat bij de moffen de gewoonte is, met Schweinhunde en Dreckenschweine. Ja, zeiden ze, jullie zullen de zon niet meer zien opkomen. Ze moesten jullie door de strot schieten, dan kun je stikken in je eigen bloed.”
Maar er volgt geen executie, wel een nacht in een dichtgespijkerde kamer. Daar liggen ze dicht tegen elkaar aan om elkaar warm te houden. “Als je ons zo had zien liggen zou je zeker gelachen hebben maar Henk en ik hadden met onze natte kleren warmte nodig wilden we geen longontsteking oplopen.”
Inmiddels is het zes mei. De Duitsers lijken vriendelijker te worden en geven de mannen koffie. De bewaking verslapt en het drietal maakt ontsnappingsplannen voor als de nacht zou vallen. Van Klei blijkt bekend in de omgeving van Meerkerk en maakt in zijn hoofd alvast een route via het haventje en de polders richting Noordeloos. Maar zo ver komt het niet.
De mannen gaan weer op transport, dit keer naar de Kriegswehrmachtgefängnis aan de Gansstraat in Utrecht waar ze ’s avonds arriveren. Daar eten ze wat, krijgen ze water om zich te wassen, bekers water en een sigaret. Het lijkt er goed uit te zien. Maar dan komt een bewaker die hen vertelt dat ze de volgende dag zullen worden doodgeschoten.
BS-band
De paniek breekt uit bij Fricke en Van Klei. Maar De Haan houdt het hoofd koel. Rien: “Toen het morgenlicht door de raampjes naar binnen viel, kroop Piet door middel van spanten en binten naar boven. Daar waren dakraampjes met tralies ervoor. Hoe hij het precies fikste weet ik niet meer. Ik weet echter zeker dat hij met een arm door de tralies zat.”
De Haan vertelt dat hij met de blauwwitte armband van de Binnenlandse Strijdkrachten, die ze nog om hun linker bovenarm hadden, zwaait om zo aandacht te trekken van voorbijgangers. Wonder boven wonder zien Canadese soldaten het. En dan begint ook voor het drietal de bevrijding. Van Klei: “Bij de poort van de gevangenis kreeg ik van een mevrouw een bosje seringen en enkele zoenen.”
De mannen lopen vanuit Utrecht richting Gouda. Vandaar worden ze door andere leden van de Binnenlandse Strijdkrachten met een auto naar de Bergstoep gebracht. Daar ligt op dat moment geen boot om hen over de Lek te varen. Dat lukt pas de volgende dag. Daarna lopen ze van Streefkerk naar Bleskensgraaf.
“Het weerzien van allen was verbluffend”, glundert Van Klei nog. Bakker Jan Baan bevestigt dat. “De dominee had ’s zondags nog voor ze gebeden in de kerk. Toen kwamen ze een paar dagen later terug. Job van Klei, Riens vader, was bij ons het land aan het spitten, wij hebben wat land achter het huis, en toen kwam er drie jongens aan. Vader Van Klei stond zo te kijken en zei toen: ‘Ik geloof dat Rien erbij is!’ En warempel, daar kwamen ze weer terug.”
Hoe het verder ging
De oorlog is voorbij, maar daarmee zit de taak van het verzet er nog niet op. Met lijsten moeten ‘foute’ Nederlanders worden opgepakt. De namenreeksen waren al tijdens de oorlog samengesteld. Een ander lid van het Bleskensgraafse verzet, Jan Jongeneel, vertelt: “Typisch was dat toen wij die lijsten zagen, dat we van de meesten zeiden: ‘Wat hebben die mensen voor kwaad gedaan?’ En die mensen zijn allemaal van de lijst gehaald. Uiteindelijk zijn er een stuk of vijf gearresteerd, maar waarvoor precies dat ik nu nog altijd niet. Ik heb later wel eens gehoord dat er allemaal haat en nijd aan ten grondslag lag en dat mensen op die manier van elkaar af wilden.”
Piet de Haan verdrinkt op 1 februari 1953 tijdens de watersnood. Rien van Klei overlijdt op 11 maart 2016, een maand voor hij honderd jaar zou worden. Van Henk Fricke zijn geen gegevens bekend.
Bronnen:
Verslag van Piet de Haan (gezien het gebruik van de nieuwe spelling geschreven tussen 1947 en 1-2-1953), in de jaren ‘90 aangevuld door Rien van Klei.
Auteur: Aries van Meeteren
Gepubliceerd op: 08-05-2019
Verhaalnummer: 98