OTTOLAND – Met het opheffen van de openbare lagere school in Ottoland lijkt een einde te zijn gekomen aan wat wel een verlengde schoolstrijd mag worden genoemd. Waar de schoolwet van minister De Visser ruim tien jaar geleden in de meeste gemeenten al een einde maakte aan het getouwtrek tussen ouders, kerken en overheden, waren de nieuwe regels in het polderdorp juist aanleiding om de messen te slijpen.
Oud zeer van een protestantse kerkscheuring van enkele tientallen jaren geleden speelde daarin een hoofdrol. Met het verdwijnen van de openbare school lijkt de angel uit het conflict te zijn gehaald.
Het was een emotioneel debat in de gemeenteraad van Ottoland. Raadsleden van de gereformeerde ARP bleken weinig moeite te hebben met het opheffen van de school. Maar hun hervormde collega’s des te meer. De enige lagere school die in het dorp overblijft is namelijk een gereformeerde school. En daar krijgen de leerlingen niet de juiste christelijke leer onderwezen, vinden de hervormde raadsleden. Maar de ARP is sinds de verkiezingen van 1931 de grootste partij in de gemeenteraad en dus hadden de hervormden weinig kans.
Drie jaar geleden leek het er nog op dat de hervormden in Ottoland een eigen bijzondere school zouden oprichten, een school gebaseerd op hun eigen variant van het protestants-christelijke geloof. De gemeenteraad heeft zich er nog over gebogen. Dat zorgde toen voor grote spanningen in het dorp, omdat de gereformeerde school net alles rond had voor de bouw van een nieuwe school met maar liefst vier lokalen. Als er een concurrerende christelijke school zou komen, zouden de plannen op losse schroeven komen te staan.
Maar de hervormden bleken verdeeld en maakten weinig haast met de stichting van een eigen school. Lang leek dat ook niet nodig, omdat de openbare school in Ottoland geleid werd door meester J.T. Janse, een aanhanger van de SGP. De Banier, het partijblad van de Staatkundig Gereformeerde Partij, bestempelde de school tien jaar geleden nog als een van de weinige openbare scholen waar les werd gegeven ‘in de christelijke geest.’ Daarmee was de openbare school was in feite gewoon een hervormde school.
Inspectie
Maar de openbare school, die sinds mensenheugenis naast de hervormde dorpskerk staat, kampt al geruime tijd met een teruglopend aantal leerlingen, terwijl de gereformeerde school steeds populairder wordt. Dat is ook de inspectie van het lager onderwijs opgevallen.
Vorig jaar deed een inspecteur onderzoek naar de levensvatbaarheid van de openbare school die nog maar 40 leerlingen telt. De uitkomst was dat de leerlingen beter konden worden verdeeld over de openbare school in Goudriaan en de gereformeerde school in het dorp.
Dat laatste is tegen het zere been van de hervormden in Ottoland. Zij hebben daarom in de aanloop naar de gemeenteraadsvergadering alles uit de kast getrokken om ‘hun’ openbare school te behouden, zeker omdat een eigen school door alle verdeeldheid er op korte termijn niet in zit. Zo werden er handtekeningen opgehaald.
Ze kregen hulp van een elektricien met socialistische sympathieën die evenzeer gehecht was aan de openbare school in het dorp, maar dan om andere redenen. Hij vond de afstand naar Goudriaan veel te ver voor ouders die hun kinderen openbaar onderwijs wilden laten volgen.
Maar in de gemeenteraadsvergadering is de vloer aangeveegd met de opgehaalde handtekeningen. Het waren er niet meer dan zestien. En onder de ondertekenaars waren ook mensen die enkele jaren geleden een soortgelijke petitie hadden getekend vóór hervormd onderwijs. De gereformeerde raadsleden zetten de ouders weg als ‘weinig principiële mensen’ waarnaar niet geluisterd hoefde te worden. Bovendien was het onzin om de kinderen ver te laten reizen, vinden de gereformeerden: hún school staat immers op loopafstand.
En dus verdwijnt er weer een openbare school in Nederland. Het ministerie van onderwijs heeft becijferd dat met name op het platteland zo’n 240 scholen niet levensvatbaar zijn. Uit een steekproef van het Comité van Actie voor het Openbaar Onderwijs blijkt dat bijna de helft van de leerlingen na een sluiting overgaat naar een bijzondere school. De verwachting is dat de gereformeerde school van Ottoland er ook flink wat leerlingen bij krijgt de komende jaren.
Schoolstrijd
Dat de gereformeerden in het dorp zo’n goed lopende school hebben komt gek genoeg door het grotendeels uitblijven van de schoolstrijd in de Alblasserwaard. Daardoor kon de school een streekfunctie krijgen. Hoe zat het ook al weer met die schoolstrijd die vorige eeuw grote delen van ons land in zijn greep hield? Sinds de vrijheid van onderwijs in de grondwet is verankerd streden aanhangers van bijzonder (lees: christelijk) onderwijs om gelijke behandeling door de overheid. Die wilde eerst alleen openbaar onderwijs bekostigen, omdat dit neutraal is en openstaat voor iedereen.
Wie eigen scholen wilde, moest dat maar zelf betalen, was het adagium. Maar ondertussen schroefde de overheid wel de eisen op waaraan gebouwen, schoolpleinen en het opleidingsniveau van onderwijzers moesten voldoen. Daardoor werd het voor voorstanders van bijzonder onderwijs steeds duurder om eigen scholen te onderhouden. Toen in 1886 de gereformeerden zich afsplitsten van de hervormde kerk ontstond een nieuwe situatie. De gereformeerden begonnen een eigen partij, de ARP, kwamen in de Tweede Kamer en zetten de schoolstrijd hoog op de agenda. In 1920 was definitief geregeld dat zowel het openbare als het bijzondere onderwijs door het rijk zouden worden betaald.
De schoolstrijd kon grotendeels aan de Alblasserwaard voorbij gaan omdat veel openbare scholen er vorige eeuw nog nauw gelieerd waren aan de kerk. Schoolmeesters woonden in een huis dat eigendom was van de kerk, luidden de torenklok, hadden kosterstaken in de kerk en waren voorzanger tijdens kerkdiensten. Bovendien waren de meeste dorpelingen arm en hadden ze geen geld voor een bijzondere school.
Toch kwam Ottoland al vroeg in de greep van de gereformeerde afscheiding, de Doleantie. De gereformeerden in het dorp, die wél genoeg middelen wisten te mobiliseren, wilden niet alleen een eigen kerk, maar ook een eigen school. De kerk kwam er in 1888, de school, de Eben-Haëzer of ‘Damse school’, twee jaar later. Beide hadden van meet af aan een streekfunctie. Er zaten dus niet alleen kinderen uit Ottoland op de school, maar ook uit Molenaarsgraaf, Brandwijk en zelfs uit Bleskensgraaf, waar geen gereformeerde school was. De brede belangstelling voor de Eben-Haëzer maakte de financiering iets eenvoudiger.
Binnen tien jaar was het aantal leerlingen van de Damse school vrijwel verdubbeld tot ca. 100. Er kwam een tweede lokaal en een tweede docent. In de jaren ’20 kreeg de school er nog meer kinderen bij, mede dankzij de wet van minister De Visser die regelde dat ook bijzondere scholen geld van het rijk krijgen. Maar ook speelt mee dat in Molenaarsgraaf onvrede ontstond over de hoofdonderwijzer van de openbare school in dat dorp. En dus dacht het bestuur van de gereformeerde school opnieuw na over uitbreiding.
Verlengde schoolstrijd
Maar toen brak in de dorpen een soort verlengde schoolstrijd uit. De hervormden wilden, nu de financiering landelijk geregeld was, alsnog eigen scholen. Bleskensgraaf kreeg in 1923 een hervormde school, in Molenaarsgraaf veranderde de openbare school begin dit jaar in een hervormde school, terwijl in Brandwijk eenzelfde opzet vier jaar geleden mislukte, waardoor de school openbaar is gebleven. En ook in Ottoland kwam het zoals gezegd tot plannen voor een hervormde school.
Maar onderlinge verdeeldheid zat de komst van een hervormde school in de weg. In april 1930 stemde een hervormd raadslid met de gereformeerden mee, waardoor het plan vertraging opliep. Daarna werden de initiatiefnemers ingehaald door de werkelijkheid. De komst van de hervormde school in Molenaarsgraaf betekent dat een eventuele Ottolandse school geen streekfunctie meer kan vervullen en er dus minder leerlingen te verwachten zijn. Bovendien komt het verdwijnen van de openbare school te vroeg. Concrete plannen voor een eigen hervormde school in Ottoland zijn er op dit moment niet.
[column size=one_third position=first ]
Hoe ging het verder:
De mensen achter de petitie voor behoud van het openbaar onderwijs in Ottoland gingen nog in hoger beroep tegen het besluit van de gemeenteraad om de openbare school op te heffen. Maar de Raad van State veegde de bezwaren in november 1933 van tafel. Het verdwijnen van de openbare school was daarmee definitief geworden.
In 1934 kwamen er ook hervormde leden in het schoolbestuur van de gereformeerde Damse school. Daarmee was ook op bestuurlijk niveau de verlengde schoolstrijd verleden tijd.
Het communistisch dagblad De Tribune, voorloper van De Waarheid, maakte in november 1934 een groot nummer van het verdwijnen van openbare scholen, waaronder die in Ottoland. ‘Onhoudbare toestanden’, kopte de krant. In 1934 bleken er van de 238 openbare scholen met te weinig leerlingen 146 te zijn opgeheven door het ministerie. De krant wijst erop dat de sluitingen betekenen dat kinderen naar een andere plaats moeten voor openbaar onderwijs:
[/column]
[column size=one_third position=middle ]
“In het geval van een afstand groter dan 5 kilometer rijden er schoolbussen] Kinderen mogen dan ’s morgens om een uur of 8 in een schoolbus stappen en komen als de dienstregeling van ’t openbaar middel van vervoer dit tenminste mogelijk maakt ’s avonds om een uur of 5 weer terug aan ’t punt van uitgang. Maar ze zijn dan vaak nog niet thuis! In sommige gevallen moeten de kinderen van de hoofdverkeersweg af nog 1, 2, 3 km wandelen langs landpaden of zandwegen, dus in de winter bij donkere weg, en in huis terug als de avond alweer gevallen is. Is de afstand iets minder dan 5 km, dan is ’t vaak nog erger voor de kleinen. Lopen moeten ze dan en bij ’t toenemend snelverkeer zijn ook de verkeerswegen op ’t platteland gevaarlijk, zeker voor jonge kinderen en in half donker. Onbewaakte overwegen moeten soms gepasseerd! Mogen we de ouders kwalijk nemen, dat zij tegen dit alles opzien?” (De Tribune (8-11-1934) p. 8)
De oude gereformeerde school van Ottoland werd in 1937 vervangen door een nieuw gebouw aan de B 115. Daar staat de school nog altijd.
[/column]
[column size=one_third position=last ]Bronnen:
- J. van Rees (e.a.), Eenheid en scheiding. Historische schetsen van Molenaarsgraaf en Brandwijk (Molenaarsgraaf 1994)
- Verrips, En boven de polder de hemel. Een antropologische studie van een Nederlands dorp 1850-1971 (Groningen 1981)
Auteur: Dr. A.P.B. van Meeteren
Gepubliceerd op: 01-10-2018
Verhaalnummer: 27
[/column]